Het SOS Sulcata-schildpaddendorp in Noflaye, Senegal
In 1997 werd door de - toenmalige - NSV het SOS Sulcata-schildpaddenproject in Senegal financieel ondersteund. In totaal werd ƒ 3000 door de leden opgebracht voor het slaan van een waterput, en de aanleg van een waterleidingnet in het nieuw te bouwen schildpaddendorp in Noflaye. Verder werd ƒ 500 bijgedragen aan de bouw van enkele kleine opvangverblijven voor jonge dieren in het oude dorp in Sangalkam (Scheffer, 1997; Zwartepoorte, 1997). Het SOS Sulcata-project bestond toen nog slechts enkele jaren, in 1995 immers presenteerde initiatiefnemer Thomas Diagne het project tijdens het eerste wereldcongres over schildpadden in Gonfaron, Frankrijk.
Inmiddels heeft zich het een en ander ontwikkeld in Senegal. In 1998 is er een aanvang gemaakt met de bouw van het nieuwe dorp in Noflaye, dat in 2001 werd geopend. Diergaarde Blijdorp had tevens in 1998 een microchipafleesapparaat aan het project beschikbaar gesteld. Alle tussen 1995 en 1998 door Blijdorp gekweekte en aan het project beschikbaar gestelde dieren (totaal 200) waren namelijk van een microchip voorzien. Ik bracht in 1998 een bezoek aan het oude schildpaddendorp in Sangalkam en kon vast een kijkje nemen op het terrein in het nabijgelegen Noflaye waar het nieuwe zou verrijzen. Het terrein was reeds gedurende een jaar omheind en goed was toen te zien hoe de oorspronkelijke vegetatie zich reeds deels had hersteld van overbegrazing door met name geiten en koeien.
In juni 2003, vijf jaar na mijn eerste bezoek en twee jaar na de opening bracht ik samen met Victor Loehr wederom een bezoek aan het schildpaddendorp in Noflaye, tijdens het tweede wereldcongres over schildpadden in Saly, Senegal. Zeer verheugend was te zien dat veel werk was verzet om de inmiddels vele honderden sporenschildpadden (Geochelone sulcata) goed onder te brengen. Het dorp had een mooie entree compleet met borden waarop alle sponsors, waaronder de NSV, stonden vermeld. Het entreecomplex omvat een receptie/souvenirwinkel, een ruimte voor technisch onderhoud, gastenverblijven uitgerust met toiletten en douches, een administratieruimte (compleet met fax, telefoon, airconditioning en computers). Dit alles heel mooi gesitueerd naast een grillig gevormde reusachtige baobab-boom.
De schildpaddenverblijven zijn ruim opgezet en omheind met grillig gezaagde planken. Om te voorkomen dat de dieren zich een weg naar buiten kunnen graven zijn betonnen muurtjes in de zandbodem verzonken. Een pad leidt de bezoekers langs de diverse grote verblijven voor volwassen, subadulte en zeer jonge dieren. De laatste zijn afgedekt met gaas ter voorkoming dat roofvogels en andere roofdieren bij de jonge schildpadden zouden kunnen komen. Langs het pad staan diverse educatieve borden over schildpadden, doch ook bij de bomen en struiken in het park. Verbazingwekkend was te zien hoe in circa zes jaar tijd de oorspronkelijke vegetatie zich had hersteld. De door de NSV gesponsorde waterput was in bedrijf, ofschoon door het wel erg droge jaargetijde het waterniveau erg laag stond. De droogte had er ook voor gezorgd dat verschillende schildpadverblijven verzakkingen vertoonden.
Een aardig verschijnsel dat zich bij de jonge schildpadden had voorgedaan werd ons verteld door Lamine Diagne (de broer van Thomas). De in Diergaarde Blijdorp geboren dieren vertoonden in het dorp geen graafgedrag. Enigszins logisch gezien het feit dat de dieren in Rotterdam in een plastic bakje uit een half ingegraven ei werden geboren en ook in plastic dan wel betonnen bakken worden grootgebracht. In het dorp kruipen zij bij hoge temperaturen onder afdakjes in het verblijf. De in het dorp geboren dieren graven echter wel. Zij zijn uit hun op 30 cm diepte in de bodem gelegde eieren gekropen en bij hoge temperaturen graven zij zich in. Zodra echter in het dorp geboren dieren bij de Blijdorp-dieren werden gezet en zich daar in de bodem ingroeven imiteerden de Blijdorp-dieren dit graafgedrag onmiddellijk! Schildpadden lijken dus wel degelijk in staat bepaalde gedragingen aan te leren.
Het is de bedoeling het volgende jaar te starten met het uitzetten van enkele met zenders uitgeruste volwassen dieren uit het dorp in een beschermd gebied. Voor dit doel is door Soptom reeds een vooronderzoek in een bepaald gebied gedaan. Hierover zal apart worden gepubliceerd. Voor ons, NSV-leden, was het goed te zien dat het project SOS Sulcata zich wel degelijk goed ontwikkelt en dat hiermee kansen worden ontwikkeld voor het voorbestaan van de soort in het westelijke deel van het verspreidingsgebied. Met de initiatieven in Senegal en buitenlandse steun kan het project SOS Sulcata zeker een voorbeeldfunctie zijn voor andere landen in het gehele verspreidingsgebied ten zuiden van het Saharagebied.
Henk Zwartepoorte
NBSV conservation officer